In mij schijnt de toxicomaan
m’n bewustzijn te slim af te zijn,
mept het fijn als een mug
met de rug van een hand,
vindt rust, in kraters
van zijn katers, maar zal ik
bij tweeënvijftig
in het daar en later
met heimwee of met spijt
terugdenken aan de tijd
van vijfentwintig, toen
levenserosie en levercirose
nog maanvlakmythes leken
en ik verdoken voor verbleken
als naïef nachtdier
in het hier en nu leefde.
– Nils Iwens